‘Ik vergeet bijna dat ik mijn normale kleren aanheb’, zegt Edwin (54) terwijl hij wat motorolie aan een doek afveegt. ‘Anders was dat aan mijn shirt gegaan.’ Dat zou zonde zijn, want op het shirt prijkt een Honda CB750 SOHC (Single Overhead Camshaft), Edwins trots. Een rijdende legende, waarvan hij vier exemplaren met veel liefde onderhoudt in zijn garage.
Het is druk in de garage. Aan de geur van motorolie, ontvetter en remmenreiniger valt niet te ontkomen, langs de muren staan kasten vol onderdelen. ‘En dat is nog lang niet alles’, lacht Edwin. ‘Mijn broer heeft een loods en daar staan nog een aantal pallets vol onderdelen.’ De motoren van Edwin hebben de fietsen van zijn kinderen tijdelijk naar buiten gejaagd en zelfs zijn eerste CB750 uit 1977 staat verloren in de miezerregen. ‘Dat moet niet te lang duren, daar houden ze niet zo van. Maar het is even niet anders’, zegt hij. Van zijn vier motoren staan er twee deels gedemonteerd in de garage: een restauratieproject en een caféracer in wording in de knallende kleur candy apple green. Die vragen om aandacht en dan is de ruimte snel vol.
Aan twee motoren tegelijk werken was niet de planning en is niet ideaal, geeft hij toe. Het was de bedoeling om de racer op het moment van schrijven af te hebben, maar die bleek nog werk nodig te hebben. ‘Normaal gesproken zet ik een motor op de heftafel, zodat ik ergonomisch kan werken, er omheen kan lopen. Maar zoals je ziet staat die nu vol met motorblokken en losse kleppendeksels. Laatst heb ik de hele middag op een matje op de grond gelegen om aan die racer te werken. Dan kom je bijna niet meer overeind.’
Voor de leek is de Honda CB 750 SOHC een vrij onopvallende verschijning: een klassieke motorfiets met een braaf uiterlijk. Maar net als de driepuntsgordel van Volvo zorgde het model dankzij het motorblok voor een revolutie in de markt: het werd de eerste superbike. Edwin waarschuwt aan de koffietafel al: ‘Let op, ik kan hier de hele dag over doorpraten. Het belangrijkste is dat deze motor een van de eerste was met vier cilinders, die op deze schaal werd geproduceerd. Voorheen hadden ze een of twee cilinders. Door die uitbreiding van het motorblok ging het vermogen naar bijna 70 pk, wat in een motor van net iets meer dan 200 kilo een behoorlijk verschil maakt.’
“Een vent moet minstens twee motoren hebben”
Edwin had zijn eerste motor al toen hij 17 was, met de belofte aan zijn ouders waaraan een rechtschapen puber zich natuurlijk niet kan houden: hij zou alleen rijden op een privéterrein en niet op de openbare weg. ‘In het begin liep ik nog braaf met die motor aan de hand naar dat terreintje toe’, begint Edwin, ‘maar al snel reed ik dat stukje zelf. Tot ik op een dag wilde oversteken. Een auto stopte om me voorrang te geven en terwijl ik overstak, keek ik mijn vader recht in de ogen. Hij zat achter het stuur van die auto.’ Hij lacht. ‘Daar waren ze natuurlijk niet blij mee.’
Twee jaar later besloot Edwin een andere motor te kopen. Het werd zijn eerste CB750, een knalrode, die dus steeds natter wordt op deze druilerige dag. ‘Hij was toen tien jaar oud en het was ook een praktische keuze, want deze kon ik ten minste betalen.’ De afgelopen decennia heeft hij ruim een ton met de motor gereden. Ondanks de imposante leeftijd en kilometerstand wordt er nog regelmatig op gereden. ‘Zo’n motor in stand houden is mooi, maar het hoeft van mij geen museumstuk te worden. Er moet gewoon op gereden worden en dat hij nu in de regen staat, tja, dat overleeft hij ook wel.’ Later kwamen er motoren bij en gingen motoren weg, want ‘een vent moet minstens twee motoren hebben’, vindt hij, maar de eerste is altijd gebleven.
Aan de muur van de garage hangt een portret van twee jonge mannen die triomfantelijk een biertje in de lucht houden. Het zijn Edwin en zijn broer. Naast hen weer diezelfde rode CB750. Edwin vertelt: ‘In 1993 knapte de ketting en die sloeg het carter van het motorblok kapot. Ik baalde natuurlijk als een stekker, maar het moest wel opgelost worden. De vrouw van mijn broer zette er een kratje bier op dat ons dat niet ging lukken voor middernacht, dus toen waren we helemaal gemotiveerd.’ Hij kijkt trots nog eens naar de foto. Moeten we nog meer zeggen?
Edwin doet het onderhoud aan zijn motoren zelf, al dan niet met hulp van zijn broer of andere enthousiastelingen. ‘Het is heerlijk, als ik bezig ben raak ik in een flow en ben ik het besef van tijd volledig kwijt. Ik begon ooit met het invetten van de ketting en van daaruit ging ik steeds meer proberen. Als er iets moet gebeuren, wil ik op zijn minst snappen hoe het moet en het liefst zelf uitvoeren. Omdat ik behoorlijk technisch ben, kan ik inmiddels vrij veel, van lassen tot het afstellen van de kleptiming.’ Zo maakte hij voor zijn knalgroene caféracer een nieuwe achterbrug, om ruimte te maken voor de grotere remschijven die erop komen. ‘Maar voor sommige klussen heb je echt vakmensen nodig. Je krijgt daardoor wel extra waardering en respect voor hun kennis en kunde, dat vind ik mooi.’
De komende jaren wil Edwin zijn garage een stuk uitbreiden. Er is veel begrip voor zijn hobby, maar hij is er niet blij mee dat de fietsen van gezinsleden buiten moeten staan. En meer ruimte in de garage betekent ook meer ruimte voor de hobby. Die kan hij goed gebruiken: ‘Bij mijn volgende project wil ik de lat weer iets hoger leggen. Ik ben aan het uitzoeken hoe ik een motor met compressor kan maken.’
Foto’s van de voltooide candy apple green café racer CB750: (c) Edwin.